Omdat opleggingen een levensduur hebben die over het algemeen veel korter is dan de hoofdconstructies moeten zij toegankelijk zijn voor inspecties en onderhoud. Rijkswaterstaat plant bijvoorbeeld tenminste elke vijf jaar een inspectie. Helaas wordt hier in de praktijk vaak te weinig rekening mee gehouden en zijn opleggingen moeilijk bereikbaar.
Bij de toegankelijkheid moet naast inspectie en onderhoud ook rekening worden gehouden met het ruimtebeslag en benodigde hoogte voor vijzelinstallaties. In verband met toekomstige vervanging moeten ze verwisseld kunnen worden. Dat wordt bereikt door het opnemen van vijzelpunten naast de opleggingen in de landhoofden en pijlers, maar ook in de bovenbouw van de kunstwerken.
Figuur 2.4.1 is een voorbeeld van moeilijke toegankelijkheid.
Een goed ontwerp wordt verkregen door, waar mogelijk, gebruik te maken van de beschikbare standaarddetails. Belangrijke aandachtspunten zijn:
- Oplegging niet te ver vanaf voorzijde landhoofd.
- Oplegging inbouwen met voldoende hoogte.
- Toegankelijkheid voor de inspecteur.
Rijkswaterstaat eist in de ROK (art. 6.4) dat bij steunpunten waarboven een voegovergang of buigslappe voeg aanwezig is, de opleggingen op afzonderlijke betonpoeren worden geplaatst. Dit geldt ook voor een bovenbouw bestaande uit geprefabriceerde liggers. De poeren mogen niet groter zijn dan noodzakelijk is voor het dragen van de oplegging, rekening houdend met een minimaal benodigde randafstand.