Dit is de krimp die optreedt ten gevolge van het afkoelen van het beton na de eerste verhardingsdagen. Tijdens de verharding kan de temperatuur hoog oplopen (afhankelijk van doorsnede, betonsterkteklasse en cementsoort tot wel 70°C.). De constructie zal uiteindelijk afkoelen tot de omgevingstemperatuur. In de eerste dagen ontwikkelt zich de temperatuurstijging terwijl het beton nog onvoldoende stijfheid heeft ontwikkeld, waardoor de vervormingen kunnen wegrelaxeren. Op een gegeven moment, na enkele dagen, heeft het beton voldoende stijfheid ontwikkeld en zal de daling van de temperatuur leiden tot krimp van de constructie. Het moment waarop de omslag plaats vindt wordt de geboorte genoemd. Zie figuur 3.6.a
Bij opleggingen leidt deze krimp tot initiële translaties van glijdelementen of scheefstand van de opleggingen als de opleggingen reeds de belasting dragen (door voorspannen/ontkisten) of verankerd zijn in het rijdek.
Voor voegovergangen is deze vorm van krimp meestal niet relevant omdat de voegovergang pas later wordt ingebouwd. Wel dient rekening gehouden te worden met het effect op de grootte van de dilatatievoeg in het rijdek.
De grootte van de temperatuurkrimp is 0,1 ‰ per 10 °C temperatuurverschil.