Volgens de NEN-EN 1990/NB geldt dat bij een aardbevingsbelasting een quasi-blijvende waarde van de gelijktijdige veranderlijke belastingen (ψ2) in rekening moet worden gebracht. Hierbij geldt formule 6.12b van NEN-EN 1990.
Over de gelijktijdigheid van aardbevingsbelasting met andere veranderlijke belastingen is informatie gegeven in NEN-EN 1998-2:2006:
– Volgens art. 4.1.2 is de in rekening te brengen verkeersbelasting afhankelijk van het belang van de constructie. In NEN-EN 1990/NB is gesteld dat voor verkeersbelasting ψ2 = 0,4 moet worden gebruikt.
– Volgens art. 5.5 hoeven geen opgelegde vervormingen (temperatuur, krimp, kruip, zettingen, etc.) en geen sneeuw en windbelastingen in rekening te worden gebracht. Een uitzondering is het geval dat de aardbevingsbelastingen door gewapende rubberopleggingen worden opgenomen.
In de RTD 1012 zijn geen aanvullingen gegeven voor de aardbevingsbelastingcombinatie.
In tabel 3.14.5 is een overzicht gegeven voor de algemeen van toepassing zijnde combinatiefactoren voor vergelijking 6.12b. Voor oplegsystemen met gewapende rubberopleggingen wordt verwezen naar NEN-EN 1998-2:2006 art. 6.6.2.3.
Tabel 3.14.5 Belastingcombinaties met Aardbevingsbelastingen
Aardbevingsbelastingcombinatie | ψ2 |
Qv (Q1k + Q2k + Q3k + qik) |
0,4 |
Qh (Qlk + Qtk) |
0,0 |
Tk | 0,0 |
Fwk | 0,0 |