De keuze van het type oplegging is afhankelijk van onder andere de volgende factoren:
- Beschikbare ruimte in het ontwerp (zie H 6.3).
- Belastingen en bewegingen (verticaal, transversaal, longitudinaal, rotaties X, Y, Z as).
- Stijfheden van de onder- en bovenbouw.
- Stabiliteit van de onder- en bovenbouw.
- Lengte van de overspanningen.
- Bouwmethode en bouwfasering (zie ook H 6.2).
- Vormgeving van de bovenbouw (bijvoorbeeld rechte of gebogen kunstwerken).
- Toelaatbare dwarsverplaatsing t.p.v. een voegovergang.
- Beoogde levensduur en LCC (Life Cycle Costs).
Bij stalen bruggen spelen niet alleen de grootte van de belastingen en de mogelijkheid tot afdracht daarvan naar de opleggingen en de fundatie, maar ook het gedrag (zoals de kans op snelle translaties en rotaties) een rol in de keuze. Bij betonnen bruggen is dit niet onbelangrijk, maar wel in veel mindere mate relevant.
De keuze van het oplegsysteem en het type opleggingen kan niet uitsluitend op basis van een optimale krachtafdracht en beweging plaats vinden. De keuze hangt namelijk nauw samen met de keuze van het type voegovergang. Ter plaatse van de voegovergangen moet het kunstwerk, de bewegingen van het kunstwerk kunnen volgen. Als gevolg van het roteren van de opleggingen, zal het overkragende deel van het kunstwerk verticale bewegingen kunnen vertonen die voegovergangen moeten kunnen opnemen. Horizontaal translerende opleggingen kunnen ook verticale hoogteverschillen bij een voegovergang in een wegdek met een langshelling veroorzaken.
De afwegingen bij de keuze tussen verschillende typen opleggingen zijn nader toegelicht in H 5.6