Bij spoorverkeer hoeft alleen rekening gehouden te worden met krachten op de onderbouw van het kunstwerk. Indien ondersteunende constructieve elementen effectief zijn beschermd door ontsporinggeleidingen, dan hoeft deze belasting uiteraard niet in rekening te worden gebracht.
De belasting is afhankelijk van de afstand van het hart van het dichtsbijgelegen spoor tot aan het ondersteunend element. Tot 3 meter afstand dient de maximale belasting in rekening gebracht te worden. Bij meer dan 10 meter afstand hoeft geen belasting meer in rekening gebracht te worden.
Bruggen en viaducten vallen onder klasse B constructies. Hiervoor geldt dat maar 65% van de in Tabel NB.4 – 4.4 aangegeven waarden in rekening hoeft te worden gebracht.
De maximale belasting in de rijrichting is dan 6500 kN op een wand of eindkolom en 2600 kN op een tussenkolom. Loodrecht op de rijrichting is de belasting 2275 kN voor een wand of eindkolom en 975 kN voor een tussenkolom. De kracht grijpt aan op 1,80 boven bovenkant spoor.