Dit is de tijdsafhankelijke krimp ten gevolge de onderdruk die in beton optreedt door een watertekort bij hogere betonkwaliteiten met een lage water-cementfactor en hoog cementgehalte. Bij lage betonkwaliteiten is deze krimp verwaarloosbaar klein.
De grootte van de autogene krimp kan worden berekend met:
εca(∞) = 2,5 (fck – 10) 10-3 [‰], zie ook tabel 3.6.a
Tabel 3.6.a Autogene krimp εca
Betonsterkteklasse | Autogene krimp [‰] |
C35/45 | 0,063 |
C40/50 | 0,075 |
C45/55 | 0,088 |
C50/60 | 0,100 |
C55/67 | 0,098 |
C60/75 | 0,112 |
C70/85 | 0,140 |
C80/95 | 0,168 |
C90/105 | 0,196 |
Het verloop van autogene krimp kan worden beschreven met: βas(t) = 1 – exp (-0,2 * t^0,5).
In figuur 3.6.3.b is dit grafisch weergegeven.
Autogene krimp verloopt ten opzichte van uitdrogingskrimp relatief snel. Na 3 maanden is 85% opgetreden. Na 1 jaar 98%.
Bij opleggingen leidt deze krimp tot initiële translaties van glijdvlakken of scheefstand van de opleggingen als de opleggingen reeds de belasting dragen. Voor voegovergangen is deze vorm van krimp meestal maar beperkt relevant omdat de voegovergang meestal pas na 3 maanden worden wordt ingebouwd. Wel dient rekening gehouden te worden met het effect op de grootte van de dilatatievoeg in het rijdek i.r.t de positionering van de voegovergang en zijn verankering.