Uitdrogingskrimp is de tijdsafhankelijke krimp door vochtuitwisseling met de omgeving (afhankelijk van de relatieve vochtigheid).
De grootte van de uiteindelijke uitdrogingskrimp is afhankelijk van de relatieve vochtigheid (voor viaducten 75%, voor bruggen 80%), de theoretische dikte (h0), het toegepaste beton en de toegepaste cementsoort. Hoe hoger de betonkwaliteit hoe lager de uitdrogingskrimp.
De uitdrogingskrimp op tijdstip t dient als volgt bepaald te worden:
εcd (t) = εcd,0 · kh · βds (t,ts)
Tabel 3.6.4.a Eindwaarde εcd,0 uitdrogingskrimp in ‰
De eindwaarde van de uitdrogingskrimp dient gecorrigeerd te worden met een factor kh die de invloed van de theoretische dikte in rekening brengt, zie figuur 3.6.4.b.
De snelheid waarmee uitdrogingkrimp optreedt is voornamelijk afhankelijk van de geometrie van de constructie (de theoretische dikte h0). Bij rijdekken met prefab liggers verloopt de uitdroging aanzienlijk sneller dan bij massieve platen.
Het verloop van de kruip in de tijd wordt beschreven met de volgende formule:
Waarbij:
- ts = het tijdstip waarop de nabehandeling is beëindigd.
- h0 = 2Ac/u
- h0 = de theoretische dikte van het element [mm]:
- Ac =de oppervlakte van de dwarsdoorsnede [mm2];
- u = de omtrek van het element dat in aanraking komt met de buitenlucht [mm];
In figuur 3.6.4.c is het verloop van de tijdsfactor βds(t, ts) weergegeven voor verschillende waarden van h0.