De quasi blijvende verticale belasting van de bovenbouw, maar ook het eigen gewicht van de onderbouw zelf leiden tot zettingen van de fundering en krimp- en kruipverkortingen van de onderbouw. Omdat zowel de weerstand van de fundering als de belasting per steunpunt zal verschillen kunnen ongelijkmatige zettingen/verkortingen optreden. Hierdoor ontstaan rotaties en translaties ter plaatse van de opleggingen en de voegovergangen (zie figuur 3.7.a).
Vooral het zettingsgedrag van de fundering bepaalt hoe groot deze vervormingen zijn. Zettingen van de fundering zijn vaak tijdsafhankelijk en kunnen lang doorgaan alvorens ze een eindwaarde bereiken. Bij nieuwbouw is het van belang dat (ongelijkmatige) restzettingen worden geminimaliseerd. Soms is dit echter niet mogelijk of om andere redenen ondergeschikt. Zeker in die gevallen dient er rekening gehouden te worden met de effecten van deze (ongelijkmatige) restzettingen. Volgens de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken (ROK) dient rekening gehouden te worden met 30 mm verschilzetting.