Naast de gelijkmatige temperatuurcomponent moet rekening gehouden worden met dagelijkse ongelijkmatige temperatuurvariaties in de constructie. Er dient zowel rekening gehouden te worden met opwarming als afkoeling van alleen de bovenzijde van het rijdek. Met name bij orthotrope (stalen) rijdekken kan dit een aanzienlijke invloed hebben op de vervormingen in dwarsrichting.
Bij ongelijkmatige temperatuurverdelingen door temperatuurverschillen tussen boven en onder en tussen “links” en “rechts” kunnen dwangkrachten ontstaan als gevolg van verhinderde vervorming in het oplegsysteem of in de voegovergang. Evenals bij de gelijkmatige temperatuurcomponent kunnen ook hier verschillen optreden tussen landhoofden en het rijdek. In NEN_EN 1991-1-5/NB zijn de temperatuurverschilcomponenten aangegeven, zie onderstaande figuren:
Rekentechnisch wordt de temperatuurverschilcomponent zoals deze in de norm is gespecificeerd ontleed in 3 componenten, zie ook onderstaande figuur 3.9.2.g.
- Gelijkmatige temperatuur component.
Deze veroorzaakt een gelijkmatige uitzetting/verkorting met translaties bij de opleggingen/voegovergangen. Volgens de Nationale bijlage van EN1991-1-5 is dit deel reeds opgenomen in de gelijkmatige temperatuurcomponent. - Verticale lineaire temperatuurverschilcomponent.
Deze veroorzaakt een inwendig moment en bijbehorende kromming in het brugdek met rotaties en daarvan afgeleide translaties ter plaatse van de opleggingen en voegovergangen als gevolg. - Eigentemperatuurcomponent.
Deze veroorzaakt inwendige spanningen in de doorsnede en heeft geen effect op de voegovergangen en opleggingen.
Bij een statisch bepaalde constructie zal de constructie ten gevolge van de verticale lineaire component vrij kunnen vervormen en dus een kromming gaan vertonen, zie figuur 3.9.2.h.
Deze kromming leidt tot een hoekverdraaiing
Waarin :
Α = uitzettingscoëfficiënt materiaal[°C-1]
ΔT = verticale lineaire temperatuurverschil over de hoogte van de doorsnede
l = lengte van de overspanning [m]
h = constructie hoogte [m]
In figuur 3.9.2.i en 3.9.2.j zijn ter indicatie de hoekverdraaiingen voor veel voorkomende geprefabriceerde betonnen viaducten/bruggen weergegeven.
Bij een statisch onbepaalde constructie zal de constructie niet vrij kunnen vervormen ten gevolge van de verticale lineaire component. De vrije vervorming wordt tegengewerkt door oplegkrachten ter plaatse van de steunpunten. Zie figuur 3.9.2.k. Hierdoor zal de rotatie ter plaatse van het eindsteunpunt gereduceerd worden.
Voor een brugdek op 3 steunpunten met twee gelijke overspanningen zullen geen rotaties ter plaatse van het middensteunpunt optreden. Zie figuur 3.9.1.l.
Ter plaatse van het midden van het rijdek ontstaat een moment. Vanwege symmetrie is hoekverdraaiing ter plaatse van steunpunt 2 gelijk aan nul. De eenzijdig verhinderde kromming leidt in dat geval tot een gehalveerde hoekverdraaiing bij de eindsteunpunten: