Het combineren van oplegsystemen is mogelijk. Bijvoorbeeld een drijvend systeem in langsrichting en gefixeerd systeem in dwarsrichting.
Een voorbeeld is het toepassen van geleide bolsegment opleggingen op de eindsteunpunten en rubberopleggingen op de tussensteunpunten. De oplegkrachten van de eindsteunpunten kunnen behoorlijke variaties vertonen onder invloed van alle veranderlijke belasting waardoor de minimale oplegdruk die geldt voor rubberopleggingen niet is gewaarborgd. Het toepassen van bol-segmentopleggingen kan dan uitkomst bieden.
Het toepassen van alzijdig beweegbare rubber opleggingen kan interessant dan wel noodzakelijk zijn in gebieden waar met aardbevingen rekening gehouden dient te worden. Om de horizontale krachten te verdelen over alle steunpunten en krachtsconcentraties ter plaatse een enkele pijler te voorkomen heeft het toepassen van rubber opleggingen dus grote voordelen.
Bij oplegsystemen met een vast punt of geleiding zullen de horizontale windbelastingen een horizontale oplegreactie teweegbrengen. Deze oplegreactie kan ook bij dez oplegsystemen leiden tot een verplaatsing van het brugdek. Er dient rekening gehouden te worden met speling in de opleggingen en met de vervormbaarheid van de onderliggende constructie. Bij drijvende oplegsystemen bestaande uit alleen alzijdig beweegbare rubber opleggingen dient rekening gehouden te worden met vervorming van de rubber opleggingen onder deze belasting. De som van de horizontale veerstijfheid van alle opleggingen in het systeem, tezamen met de eventuele zijdelingse veerstijfheid van de voegovergangen vormt de veerstijfheid van het hele systeem waarmee de verplaatsing uitgerekend kan worden. Figuur 5.4.a maakt dit inzichtelijk.