Bij deze brug zijn twee systemen toegepast; één voor de tuibrug en een ander voor de aanbrug zodat elk als een onafhankelijke bovenbouw werkt. Hun beide gedrag komt natuurlijk samen bij de voegovergang op de overgangspijler. Het systeem is weergegeven in figuur 5.5.6.a.
Aanbrug
De aanbrug is een doorgaande ligger over 10 steunpunten met het vaste punt ter plaatse van steunpunt 5. Verder zijn er 4 opleglijnen, waarvan 1 lijn, de oostelijke middellijn in dwarsrichting is gefixeerd. Op pijler 5 bevinden zich naast de vaste oplegging ook drie andere opleggingen die enkelzijdig beweegbaar zijn in dwarsrichting.
Tuibrug
De tuibrug heeft twee opleglijnen. De lijn onder de oostelijke hoofdligger bestaat uit twee enkelzijdig in langsrichting beweegbare opleggingen en twee alzijdig beweegbare opleggingen. Ter plaatse van de noordelijke pyloon aan de oostzijde is een langsverankering toegepast bestaande uit twee in dwarsrichting beweegbare opleggingen, die geen verticale krachten opnemen. De westelijke hoofdligger is ondersteund door 4 alzijdig beweegbare opleggingen. Ter plaatse van de einddwarsdragers zijn aan de west- en oostzijde een extra oplegging geplaatst.