6.7.5 Asfalteren

Bij het asfalteren over en tegen de voegovergangen wordt onderscheid gemaakt tussen twee methoden:

  • Asfalteren over de voegovergang, voorafgaand aan het aanbrengen van de nieuwe voegovergang (veelal bij type 1.2b, 1.4, fam. 4 en renovatie werkzaamheden)
  • Asfalteren tegen de voegovergang, na gereedkomen van de nieuwe voegovergang (veelal bij type 1.2a, meervoudige voegovergangen en nieuwbouw kunstwerken)

Door kwalitatieve uitdagingen zie onderstaand, tijdens het aanbrengen van de verharding op het moment dat deze tegen de voegovergang wordt aangebracht worden steeds vaker ook de voegconcepten 1.2a en de meervoudige voegovergangen in nieuwbouw kunstwerken pas ingebouwd na gereedkomen van de verharding. De gecreëerde voegsponning in het dek en landhoofd t.b.v. de verankering van de voeglussen dient dan tijdelijk dichtgezet te worden. Deze werkmethoden wordt op een later moment opgenomen in het handboek.

Asfalteren voorafgaand aan realisatie voegovergang

Bij het asfalteren voorafgaand aan het aanbrengen van de voegovergang is sprake van een dagmaat tussen het landhoofd en het dek welke overbrugd dient te worden. Met betrekking tot de voegovergang zijn de volgende aspecten hierbij van belang:

  • het afschermen van de dilatatie om vervuiling van de landhoofden en steunpunten met kleef of puin te voorkomen;
  • het overbruggen van de dilatatie met een tijdelijke plaat die 3 functies heeft;
    • de dagmaat vrij houden van asfalt;
    • onderliggende constructie afschermen tegen kleef;
    • het uitbreken van de verharding zo goed mogelijk maken;
  • het meten van de asfaltdikte waarmee de zaagsdiepte voor het uitbreken van het asfalt op de juiste diepte ingesteld kan worden.

 

Bij vervanging van de voegovergangen wordt er t.a.v. de afdekplaat onderscheidt gemaakt in 2 voorkomende scenario’s:

  • Tijdelijke afdekplaat wordt niet door regulier verkeer belast:
    • de plaat wordt alleen voor het asfalteerproces gebruikt en wordt na afkoeling van het asfalt weer verwijderd voor installatie van de voeg.
    • de plaat moet in dit geval de juiste breedte hebben in relatie tot de nieuwe voegovergang waardoor het asfalt goed uitgebroken kan worden.
      • te smal: naast de afdekplaat zal de onderliggende beton (aanhechtingsvlak) vervuild worden met kleef;
      • te breed: de afdekplaat blijft na inzagen en opbreken van de verharding onder de gehandhaafde verharding aanwezig;
    • de plaat schermt tevens de ondergrond af waar de nieuwe voegovergang op aangebracht zal worden  van bijvoorbeeld kleef. Het fixeren van deze plaat is nodig om verschuiven van het materiaal door de spreidmachine te voorkomen
  • Tijdelijke afdekplaat wordt wel door regulier verkeer belast:
    • de plaat wordt bij voorbeeld in een WBU nacht aangebracht waarbij het verkeer ’s ochtends gebruik zal maken van de deklaag / tijdelijke voegovergang. Het is belangrijk dat de tijdelijke plaat niet onder het asfalt kan gaan ‘veren’, doordat deze niet volledig draagt, waardoor er schade aan de verharding optreedt. Het is doorgaans raadzaam om de voegovergang zo snel mogelijk aan te brengen.

In afwijking van een houten plaat kan ook asfaltwapening of hout i.c.m. worteldoek worden toegepast.

Asfalteren na gereedkomen realisatie voegovergang

Bij het asfalteren na gereedkomen van het aanbrengen van de voegovergang zijn er enkele raakvlakken tussen de voegovergang en de verharding welke extra aandacht behoeven tijdens de realisatie van de nieuwe verharding.

  • De verharding op een kunstwerk dient in overeenstemming met RTD1009 waterdicht te worden uitgevoerd.
    • De aansluitingen van een waterdichte verharding met de voegovergang waarbij aan de waterdichtheideisen wordt voldaan;
    • Over min 500mm1 aan weerszijden van de voegovergang wordt een waterdicht membraam aangebracht;
    • Bij aansluitingen van de verharding tegen vooraf aangebrachte voegovergangen dient een bitumineuze afdichtingsstrip aangebracht te worden, ook kan worden gekozen om na gereedkomen verharding een schijnvoeg aan te brengen t.p.v. de aansluitingen.

 

  • Beschermen van de voegovergang voorafgaand en tijdens het aanbrengen van de verharding
    • Voorkomen van schade aan de afdichtingsrubber en de conservering van de voegovergang;
    • Voorkomen dat kleef- / asfaltresten de nieuwe voegovergang vervuilen, voornamelijk bij sinusplaten is het achteraf verwijderen van onreinheden een tijdrovende klus;

 

  • RTD1007-2-eisen – De vlakheid van de voegovergang dient in onbelaste toestand te voldoen aan:
    • Onder een 3 m rei geen grotere afwijking dan 5 mm;
    • Abrupte niveauverschillen kleiner dan 3 mm bij iedere voegopening;
    • Het niveau van de aangrenzende verharding dient minimaal gelijk en maximaal 3mm hoger te zijn aan het niveau van de voegovergang (asfalt dus nooit lager);