Bij analyses wordt een bepaalde eigenschap theoretisch beschouwd op basis van beschikbare technologische kennis. Daarbij worden bepaalde eigenschappen van de constructie nader in detail beschouwd en getoetst. Daarbij wordt veelal gebruik gemaakt van een model en beschikbare technische normen. Analyses worden bij voegovergangen veelal toegepast om de sterkte en vervorming van de constructie te toetsen. Bij eenvoudige constructietypen volstaat het om de voegovergangsconstructie te schematiseren tot een conservatief vereenvoudigd rekenmodel die door middel van analytische formules uit de toegepaste mechanica kan worden getoetst.
Het ontwerp van een voegovergang kan echter in sommige gevallen te complex zijn, waardoor deze niet meer op deze wijze kan worden getoetst en een nauwkeuriger model noodzakelijk is. In veel gevallen kan de eindige elementen methode (EEM)| dan uitkomst bieden. In zo’n model worden de exacte eigenschappen van de constructie (geometrie, materiaaleigenschappen, randvoorwaarden) en de daarop werkende belasting ingevoerd, waarna krachtige computers de spanningen en vervormingen analyseren. Vervolgens kan de output van deze berekeningen weer getoetst worden aan de geldende technische normen/ voorschriften.
In par 4.2 van de RTD1007-2 versie 3.0 zijn eisen gesteld aan de schematisering. In versie 4.0 worden deze nog verder aangevuld:
Berekeningen dienen gebaseerd te zijn op een betrouwbare schematisering van het werkelijke constructiegedrag.
De krachtsverdeling behoort bepaald te worden bij een lineair elastisch gedrag van de voegovergangsconstructie. Indien een 2-D schematisering wordt toegepast dient aandacht geschonken te worden aan de ruimtelijke krachtswerking die additionele buiging, afschuiving en torsie tot gevolg kan hebben. Bij computermodellen dient de elementenkeuze, de netfijnheid en de schematisering van de belasting te worden onderbouwd. De belastingverdeling dient rekening te houden met: Met betrekking tot belastingafdracht dient rekening gehouden te worden met de werkelijk breedte van de aanwezige dilatatievoeg tussen de onderliggende constructiedelen Randprofielen mogen over de eerste 10mm vanuit de dilatatievoeg niet als ondersteund door beton worden beschouwd. Hiermee worden uitvoeringstechnische imperfecties in het beton alsmede mogelijke afbrokkeling door spanningsconcentraties en lage treksterkte aan de randen in rekening gebracht. Tevens zal het randprofiel doorgaans als een stijve gedrongen ligger beschouwd moeten worden door de relatief korte afstand van de ondersteuningspunten en heeft het beton een relatief lage beddingstijfheid ten opzichte van de ondersteuningspunten. Bij vervanging van voegovergangen in betonconstructies wordt hiermee tevens rekening gehouden met de eventuele effecten van verzwakkingen van het onderliggende beton als gevolg van sloopschade. Het ontwerp dient aan te geven waar hechting essentieel is voor een duurzame functionaliteit van de constructie en op welke wijze deze hechting wordt gerealiseerd gedurende de levensduur van de constructie. Voor zover van toepassing dient in het ontwerp tevens aangegeven te worden waar geen hechting in de constructie is voorzien, daar spanningsoverdracht op deze grensvlakken constructief onwenselijk is, bijvoorbeeld voor contactvlakken waar onderdelen moeten kunnen glijden Er dient aandacht te worden besteed aan positioneren van de verkeersbelasting rekening houdend met invloedslijnen en invloedsvlakken. |