2.2.4 Veiligheid en comfort

Een vierde functionele eis die aan een voegovergangsysteem gesteld wordt betreft : “Waarborgen van een veilige en comfortabele passage van het verkeer”.

Voegovergangen mogen de koersvastheid van weggebruikers niet beïnvloeden, ook bij remmen en acceleratie. De veiligheid en comfort in gebruik komt tot uiting in eisen ten aanzien van:

  • de open ruimten in het wegdek (spleten en gaten)
  • de ongelijkheden in het wegdek
  • de stroefheid
  • de afwateringscapaciteit

Deze aspecten nader worden toegelicht.

 

Open ruimten (spleten en gaten) in het wegdek

De  maximale spleetbreedte is afhankelijk van de hoek die de spleet maakt met de rijrichting en het type verkeer.

Voor vervormingen noodzakelijke spleten in het wegdek mogen loodrecht op de spleetrichting niet groter zijn dan de grenzen af te lezen in figuur 2 van de RTD1007-2. In versie 4.0 is deze figuur aangepast.

In versie 4.0 gelden verder nog de volgende aanvullingen

  • voor rijbanen voor gemotoriseerd verkeer geldt dat, zowel een horizontale rechthoek met afmetingen 65x220mm  als een rechthoek met afmetingen 45x350mm niet mag passen in de maximaal optredende spleetruimte bij plaatsing in iedere willekeurige hoek tussen +/-20 graden t.o.v. de rijrichting.
  • Voor fietspaden geldt dat, een horizontale rechthoek met afmetingen 20x120mm niet mag passen in de maximaal optredende spleetruimte bij plaatsing in iedere willekeurige hoek tussen +/-20 graden t.o.v. de rijrichting.

Vingervoegen en enkelvoudige voegovergangen die voorzien zijn geluidreducerende voorzieningen dienen zowel uit oogpunt van comfort als geluid een minimale overlap aanwezig te zijn tussen de uitkragende delen.

Ongelijkheden in het wegdek

Initieel profiel (onbelast)

Uit oogpunt van comfort, maar ook in verband met beperking van geluidshinder mogen in onbelaste toestand tussen de onderdelen van de voegovergang die de rijweg vormen (het bereden vlak), gemeten onder een rei van 3 meter geen grotere afwijkingen in de vlakheid bestaan dan 5 mm. Deze eis geldt in alle richtingen en in onbelaste toestand. Voor abrupte niveauverschillen geld een maximum van 3 mm (oppervlakteruwheid en spleten en openingen niet meegenomen). Voor de aansluiting van de wegverharding op de voegovergang geldt dat het niveau van de wegverharding minimaal gelijk dient te zijn aan het niveau van de voegovergang en maximaal 3 mm hoger mag zijn dan het niveau van de voegovergang.
Ook beperken deze eisen de dynamische krachten en de daarop gebaseerde aanvullende dynamische vergrotingsfactor van 1,3, zie §1.4.4) die afgegeven worden naar de constructie.

 

toegestane niveauverschillen t.o.v. de ideale lijn in onbelaste toestand
toegestane niveauverschillen t.o.v. de ideale lijn in onbelaste toestand
Vervormingen door voegbewegingen van het kunstwerk

Vervormingen in het rijoppervlak als gevolg van opspaneffecten door horizontale voegbewegingen mogen gedurende de ontwerplevensduur niet leiden tot discomfort voor het verkeer en een onacceptabele toename van het geluid  . De verticale vervorming ten opzichte van het initiële onbelaste profiel maximaal daartoe maximaal zijn:  1 mm per 100 mm breedte van de voegovergang, met een maximum van 7 mm. Dit is van toepassing bij flexibele voegovergangen.

Als gevolg van verticale voegbewegingen door veranderlijke belastingen (karakteristiek combinatie) op het kunstwerk gelden de volgende eisen voor het bereden vlak van de voegovergang:

  • sprongsgewijze niveauverschillen: ≤5 mm.
  • Rotatie / hellingshoekverandering (bij tweezijdig ondersteunde systemen ≤ 7% (5°)
Vervormingen door verkeersbelasting op de voegovergang

In belaste toestand (met verkeersbelasting op de voegovergang) gelden de volgende eisen voor de maximaal toelaatbare vervorming  :

  • 0,0025 x l voor een tweezijdig ondersteunde voegovergangsconstructie (waarbij l de lengte van de overspanning haaks op de voegovergang is) met een maximum van 5 mm
  • 0,005 x l voor een uitkragende voegovergangsconstructie (waarbij l de lengte van de vrije uitkraging is) met een maximum van 5 mm

Voor flexibele voegovergangen is enige mate van spoorvorming door gebruik toelaatbaar. Gedurende ontwerplevensduur mag geen relatieve spoorvorming optreden groter dan of gelijk aan 18 mm, zie onderstaand figuur.

 

Absolute en relatieve spoorvorming in flexibele voegovergangen
Absolute en relatieve spoorvorming in flexibele voegovergangen

 

Stroefheid

Het ontwerp van de voegovergang dient zodanig te zijn dat onder normale omstandigheden er geen gevaar ontstaat voor de weggebruikers. Met name bochten en in/uitvoegers zijn risicovolle locaties waar voldoende stroefheid vereist is. De huidige eis in de RTD1007-2 versie 3.0 is overgenomen uit de ETAG032. Voor alle delen van de voegovergang met een oppervlak groter dan 150 x 150 mm dient een minimaal reliëf (textuur) aanwezig te zijn met een diepte van 1,2 mm, of dient met testen aangetoond te zijn dat de ruwheid minimaal gelijk is aan het aansluitende bereden oppervlak gedurende de ontwerplevensduur van het onderdeel.

In de praktijk is echter gebleken dat deze eis onvoldoende is voor de vereiste stroefheid, met name in bochten en bij in- en uitvoegers.  Gebleken is dat bochten met een straal kleiner dan 350 m kritisch zijn omdat hier extra aanspraak wordt gedaan op de dwarsstroefheid.

Daarom worden in versie 4.0 aanvullende bepalingen opgenomen.

  • In niet-kritische bochten (Rh > 350m)  en rechtstanden gelden geen specifieke eisen aan de stroefheid van metalen randprofielen, lamellen, sinusplaten en vingerplaten (exclusief vingers) met een gemiddelde breedte ≤ 100mm , gemeten in de rijrichting.
  • In kritische bochten en rechtstanden gelden geen specifieke eisen aan de stroefheid van metalen randprofielen, sinusplaten met een gemiddelde breedte ≤ 60mm , gemeten in de rijrichting.
  • Overige metalen delen in het wegoppervlak dienen een minimale stroefheid loodrecht op de rijrichting te hebben van 45, bepaald door middel van een Skid Resistance Test (SRT).
    Deze minimale stroefheid verkregen te zijn door:
    • het aanbrengen van een fijnmazig kruislings aangebracht sleuvenpatroon. Sleuven dienen tenminste 2mm diep te zijn.
    • Een minimaal 3 mm diep in het staal ingekamerde slijtlaag die voldoet aan RTD1015 of BRL K194143.
  • Randbalken gemaakt van (staalvezel)beton dienen een initiële stroefheid te hebben van minimaal 50 en gemiddeld ≥60, gemeten conform EN13036-4 (SRT). Staalvezelbetonnen randbalken zijn doorgaans voldoende stroef mits de staalvezelbeton niet glad wordt afgewerkt. In kritische bochten dient (staalvezel)beton voldoende ruw te zijn afgewerkt.
  • Rubber matten zijn doorgaans voorzien van een profilering, maar desondanks niet erg stroef; Deze dienen niet te worden toegepast in bochten met een straal kleiner dan 350 m.
  • Flexibele voegovergangen worden altijd voorzien van een slijtlaag; deze slijtlaag is niet erg duurzaam en vereist onderhoud.


Voor een in de praktijk gevalideerd referentieontwerp zie rapport Alternatief profiel in stalen voegovergang ter verbetering van de stroefheid in bochten d.d. 22-8-2017“.
Voor meer informatie over beoordeling van gladheid op voegovergangen zie rapport “Gladheid op voegovergangen subjectieve en objectieve metingen d.d. 30-01-2018”

Afwateringscapaciteit

In verband met het voorkomen van aquaplaning en schade aan het asfalt dienen voegovergangen, wanneer deze een hindernis vormen voor de waterafvoer van de bovenstrooms gelegen (open) deklaag te voorzien in een systeem voor de adequate afvoer van het water. Ter plaatse van afwateringsgoten op het brugdek dient de voegovergang aan te sluiten op deze goot om wateraccumulatie te voorkomen (zie figuur).

Wanneer de voegovergang een hindernis vormt voor de waterafvoer van de bovenstrooms gelegen open deklaag dient een drainagesysteem te voorzien in de adequate afvoer van het water.
Hiervan is ten minste sprake indien de helling van het wegdek in de rijrichting groter is dan 2% en de werkende lengte van de voegovergang groter is dan 15 meter, gemeten vanaf het hoogste punt tot aan het laagste punt van de open deklaag

 

Bijlagen

pdf RWS-rapport-Alternatief_profiel_in_stalen_voegovergangen
pdf TNO-2018-R10097-Eindrapport-Gladheid-op-voegovergangen