4.7.2.3 Verificatie en validatie

Voordat een lamellenvoegovergang kan worden toegepast, moet een leverancier eerst de geschiktheid hiervan aantonen. Dit gebeurt normaliter door middel van een combinatie van rekenkundige analyses en testen. Als algemene referentie hiervoor dient EAD 120113-00-0107 Modular Expansion Joints
Evaluatie van praktijkervaringen is daarnaast zeer waardevol om het functioneren in de praktijk te beoordelen (valideren).
Hieronder worden de verificatiemethoden kort toegelicht:

 

Bewegingscapaciteit en weerstand tegen interne krachten

Hierbij gaat het enerzijds om de capaciteit van het afdichtingsprofielen, anderzijds om de randvoorwaarden vanuit het stuursysteem en draagsysteem. Ook geluidsreducerende sinusplaten hebben in vloed op de bewegingscapaciteit in dwarsrichting; de capaciteit in dwarsrichting wordt kleiner naar mate de voegovergang verder gesloten wordt.

Uit een geometrische beschouwing dient voor verschillende openingen van de voeg loodrecht op de voeg de bewegingscapaciteit in dwarsrichting bepaald te worden met in achtneming van fabricage en installatietoleranties. De toegepaste afdichtingsprofielen zijn hetzelfde als bij de enkelvoudige nosing joint. Deze test is vastgelegd in de EAD in Annex D.3. Bij bandprofielen wordt tevens een beoordeling gedaan van de invloed van vervuiling door het opbrengen van een laag zand.

De capaciteit en de interne krachten dienen door middel van full-scale testen te worden geverifieerd. Hierbij wordt een combinatie van bewegingen in zowel X, Y als Z-richting opgelegd. De optredende interne krachten als gevolg van deformatie van het rubber worden gemeten. In deze video is ter illustratie een test te zien voor een aardbevingsbelasting.

 

Weerstand tegen verkeersbelasting

Hierbij gaat het enerzijds om de statische sterkte en anderzijds om de weerstand tegen vermoeiing door verkeersbelasting. Voor zover hier materiaalgerelateerde constructienormen in voorzien (Eurocode: beton , staal , aluminium) kan dit door middel van een constructieve analyse (berekening) worden geverifieerd. Indien dergelijke normen ontbreken voor andere materialen zoals kunststoffen, dient verificatie d.m.v testen te worden uitgevoerd.  In de EAD 120109-00-0107 Nosing Expansion Joints zijn in Annex D.2 uitgangspunten gegeven voor constructieve analyses. Voor testen zijn richtlijnen gegeven in Annex B.
In de RTD1007-2 zijn afwijkende verzwaarde uitgangspunten gegeven voor autosnelwegen/verkeerscategorie 1. Constructieve analyses die uitgevoerd zijn volgens de EAD zijn daarmee niet voldoende en dienen opnieuw uitgevoerd te worden.

In de constructieve analyses dient het dynamische gedrag te worden meegenomen. In Annex E van de EAD is een “rolling over” test opgenomen op basis waarvan de dynamische respons kan worden gemeten en de dynamische factoren kunnen worden afgeleid.

Voor de componenten waarvoor geen materiaalgerelateerde constructieve normen beschikbaar zijn dient de weerstand tegen belasting te worden aangetoond door middel van testen. In de EAD zijn in annex C en D testen beschreven. Annex C bevat de statische testen waarmee de sterkte, vervorming en het tijdafhankelijke gedrag (kruip, relaxatie) in beeld wordt gebracht. Met de test in annex D wordt de weerstand tegen vermoeiing en slijtage onderzocht.

 

Comfort en veiligheid

Hierbij gaat om enerzijds om een beoordeling van de vlakheid en inzakking in optredende spleten (eis EAD: inzakking <10mm).
Verificatie vind plaats op basis van een geometrische analyse met standaard “wielafdrukken” die bij die zakking horen. De voor autowegen gespecificeerde wielprenten zijn niet relevant voor enkelvoudige voegen (wel voor vingervoegen). Voor fietspaden wordt in de ETA een wielprent 220x20mm gebruikt. In de RTD1007-2 is alleen een breedte van 20 mm opgegeven. In de nieuwe versie 4.0 zal dit worden gespecificeerd als een wielprent 20x120mm, horende bij een inzakking van 5 mm.

Anderzijds gaat het om een beoordeling van de stroefheid. De ETA geeft aan dat een oppervlak >150x150mm een minimaal structuur moet hebben van 1,2mm. De eis geldt daarmee niet voor randprofielen en kleine sinusplaten, maar wel voor eventuele randbalken. Een beoordeling moet plaats vinden door middel van de skid resistance pendulum tester (SRT) volgens EN 13036-4.

 

Geluid

De EAD kent geen bepalingen m.b.t  geluidprestaties. De methodiek is voor Nederland vastgelegd in de RTD1007-3.
De leverancier is niet verplicht om een geluidlabel (GLW) voor zijn systeem middels geluidmetingen vast te stellen als hij gebruikt maakt van de algemene geluidlabelwaarden vanuit de RTD1007-1 (Meerkeuzematrix).

 

Waterdichtheid

De waterdichtheid wordt getest volgens de methode zoals omschreven in Annex D.4. Hierbij wordt een proefstuk van 1,0 meter lengte gemaakt waarin tevens een knik is aangebracht zoals deze wordt toegepast ter plaatse van goten/schampkanten. Om dit proefstuk wordt een bak gecreëerd waarin tenminste 3,0 cm gekleurd water boven het hoogste punt wordt aangebracht. Verder zijn de twee helften van het proefstuk onderling verstelbaar d.m.v. wartels.
Onder het proefstuk bevind zich een trechtervormige opvangbak waar eventueel lekwater in wordt opgevangen. Vervolgens wordt het proefstuk zowel in langsrichting als dwarsrichting in 6 cycli bewogen tot in de uiterste positie van de bewegingstest. Aan het einde van de test wordt beoordeeld of lekkage is opgetreden.

NB: in Duitsland is traditioneel altijd een maximale knikhoek van 30 graden voorgeschreven. In Nederland wordt een knikhoek van maximaal 45 graden toegepast. Zo nodig dient de test opnieuw te worden uitgevoerd met de maximaal te hanteren knikhoek.

 

Duurzaamheid materialen

Conservering staal

Testen van het toegepaste systeem volgens EN12944 dienen uitgevoerd te worden.

Afdichtingsprofiel

Het materiaal van het afdichtingsprofiel wordt getest op diverse relevante eigenschappen, zoals hardheid, treksterkte en breukrek. Dit gebeurd zowel voor nieuw als kunstmatig verouderd materiaal. Ook wordt het materiaal chemisch belast met een zoutoplossing. De verandering van de materiaaleigenschappen moet binnen de in de EAD gespecificeerde toelaatbare grenzen blijven.

Stuurveren, drukveren en opleggingen

De materialen die gebruikt worden voor stuurveren, drukveren en opleggingen, doorgaans van kunststof op rubber, worden getest op diverse relevante eigenschappen, zoals hardheid, treksterkte en breukrek. Dit gebeurd zowel voor nieuw als kunstmatig verouderd materiaal. Veroudering door inwerking van ozon en hoge temperaturen worden beide in rekening gebracht. Materiaalgedrag bij lage temperaturen wordt tevens getest. De verandering van de materiaaleigenschappen moet binnen de in de EAD gespecificeerde toelaatbare grenzen blijven.

Voegbalken

De weerstand van mortelbalken tegen weersinvloeden moet worden getest in een vorst-dooicycli test.