Beschrijving
Het dwarsprofiel van de bovenbouw met afwatering van het kunstwerk in relatie tot de geometrie van de voegovergang.
Uitleg
De afwatering van het brugdek wordt bepaald aan de hand van specifieke richtlijnen. Een afvoer van hemelwater wordt veelal gerealiseerd met een sprong in het asfalt die bij voorkeur wordt gerealiseerd door de deklaag over een bepaalde breedte van de schamprand af te draaien. De benodigde breedte en diepte van de goot in de voegovergang worden getoetst aan het ontwerp van de verharding. Het dwarsprofiel van de bovenbouw van de verharding is een randvoorwaarde voor het detailontwerp van de voegovergang. Per voegfamilie zijn de randvoorwaarden t.a.v. detaillering gootconstructies net iets anders.
Flexibele voegen
Bij flexibele voegen is het belangrijk om te beoordelen wat de dikte van de voegovergang wordt ter plaatse van de goten. Een kleinere dikte van de voegmassa ten opzichte van de deklaag heeft mogelijk onvoldoende capaciteit om de verplaatsingen op deze doorsnede op te nemen. Hierdoor kan het nodig zijn om een sparing in de betonconstructie te voorzien. Ook de waterdichte aansluiting op de schamprand vraagt een beschouwing van de opneembare capaciteit. Het reduceren van de breedte of dikte kan aanleiding zijn voor lekkage.
Nosing joints / enkelvoudige stalen voegovergangen
Voor nosing joints is het raakvlak met de watervoerende goot relevant omdat de stalen klauwprofielen en de rubber afdichting niet in elke vorm toepasbaar zijn. De hoeken in stalen klauwprofielen zullen het beste waterkerend zijn als deze uitgevoerd worden in 30gr of maximaal 45gr. Voor rubber afdichtingen die niet in stalen randprofielen worden geklemd, maar ingeklemd zitten tussen 2 voegbalken, zal een geleidelijker verloop nodig zijn.
T.p.v. de gootconstructie worden de randprofielen verdiept geplaatst zodat de voegovergang geen belemmering is voor de afwatering. De inbouwdiepte t.p.v. de gootconstructie dient specifiek beschouwd te worden in het ontwerp omdat mogelijk een sponning gecreëerd moet worden in de betonnen onderbouw of voldoende inbouwhoogte te kunnen creëren.
Tevens dient de hoogtesprong tussen bovenzijde gootconstructie en bovenzijde schamprand afdoende te zijn om een kerende werking voor het water te bewerkstelligen. Indien de hoogtesprong te laag wordt uitgevoerd zal het water wat beoogd was om in langsgoot over de voegovergang afgevoerd te worden namelijk via de zijkant van het dek uit het rubberprofiel wegstromen.
Mattenvoegen
Bij mattenvoegen is het mogelijk om speciale elementen te bestellen voor details zoals de aansluiting op de schamprand. De betrouwbaarheid van de waterdichtheid bij dit soort details is echter sterk variërend.
Vingervoegen
Bij vingervoegen zal er een gedeelte van de voegovergang niet met vingerplaten worden uitgerust. Voor het doorvoeren van water vanaf het brugdek naar de kolken achter het landhoofd kan gekozen worden voor een constructie die het water als een ‘aquaduct’ over de dilatatie naar putten en kolken van het landhoofd afvoert. Onderstaande foto geeft een willekeurig voorbeeld. Dit kan zelfs noodzakelijk zijn indien het water van het brugdek zodanig veel is dat deze niet door de afvoer van een vingervoeg kan worden verwerkt.
Lamellenvoegen
Ook voor lamellenvoegen is het raakvlak met de watervoerende goot relevant omdat de stalen klauwprofielen en de rubber afdichting niet in elke vorm toepasbaar zijn. De hoeken in stalen klauwprofielen zullen het beste waterkerend zijn als er geen scherpe knikken worden toegepast. Raadpleeg de informatie van de leverancier wat de mogelijkheden van het product zijn.