Indien analyses niet in voldoende mate kunnen aantonen dat aan de eisen is voldaan , dienen testresultaten te worden gebruikt als alternatief of als aanvulling op berekeningen. Onderscheid dient gemaakt te worden in:
- Componenttesten.
Hierbij worden de eigenschappen van een onderdeel van de voegovergang getest. Bijvoorbeeld veerkarakteristiek van een oplegging in een lamellenvoeg of de waterdichtheid van een afdichtingsprofiel.
- Systeemtesten.
Bij systeemtesten wordt de voegovergang als geheel getest. In praktijk zijn er 2 soorten systeemtesten:
– test voor bepaling van de bewegingscapaciteit
– test voor de bepaling van de weerstand tegen verkeersbelasting
Bij iedere test is het van belang dat proefstukken worden gebruikt die representatief zijn voor de praktijk. Het is van belang de eigenschappen en kenmerken van de proefstukken nauwkeurig vast te leggen omdat het de referentie vormt voor de latere productie en de daarbij geldende toleranties. Naast het proefstuk dient ook de geschiktheid van de testopstelling, de nauwkeurigheid van de toe te passen meetmiddelen en de testmethode te worden vastgesteld om achteraf discussies te voorkomen over de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van de testen. De hoogte van de belasting, de belastingsnelheid, de belastingtijd en het aantal belastingcycli dienen vooraf vastgesteld te worden. Daarbij kunnen er beperkingen zijn vanuit de beschikbare testapparatuur. Ten slotte moet ook nagedacht zijn over het aantal uit te voeren proeven.
Veel testen zijn gestandaardiseerd in (Europese) normen. Voor voegovergangen zijn de relevante testmethoden en het aantal uit te voeren proeven vastgelegd in de EAD’s. In de RTD1007-2 versie 3.0 wordt hier in paragraaf 4.3 naar verwezen.
In RTD1007-4 zijn de testmethoden uit de EAD’s voor flexibele voegovergangen overgenomen en zijn de uitgangspunten, testcondities en eisen verder gespecificeerd.