In principe zijn inspecties vooral gericht op het voorkomen van onveilige situaties en behoud van functies binnen de veronderstelde levensduur. In het algemeen zal de aandacht bij voegovergangen uitgaan naar conditie, verplaatsingscapaciteit, fixatie van en samenhang tussen onderdelen (vooral in bereden oppervlakken), waterdichtheid en gevolgschade in de omgeving van de voegovergangen. Schades worden vastgelegd, geanalyseerd (oorzaak en gevolg), interventiemomenten op basis van interventieniveaus en risico’s bepaald en adviezen opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de restlevensduur. Een en ander afhankelijk van de behoefte van opdrachtgevers.
Welke aspecten minimaal geïnspecteerd, gemeten, berekend en gerapporteerd moeten worden is in het Handboek Inspectie Voegovergangen verwoord in tabel 3.3 Minimaal te inspecteren en rapporteren aspecten . In Bijlage 1 van dat handboek is dit voor alle schadebeelden nader uitgewerkt per inspectiecategorie.
In de de tabellen van de navolgende paragrafen 7.2.2.1 t/m 7.2.2.7 wordt per productfamilie en onderdeel geduid op criteria waarop het functioneren van betreffend onderdeel beoordeeld moet worden. Direct ingrijpen is bij het waarnemen van afwijkingen van deze criteria niet altijd nodig. Voor het bepalen van interventieniveaus zijn in hoofdstuk 7.4.3 Schadebeoordeling per onderdeel grenswaarden en verificatiemethoden opgenomen.