7.4.3.4 Nosing Joints

Raakvlak / oorzakelijk verband

Falen van de aansluiting van de wegverharding, hemelwaterafvoersystemen in de omgeving en op het raakvlak van de voegovergangen en brugdekopeningen kan van invloed zijn op de conditie en het functioneren van de voegovergangen. Voor analyse en advies zie respectievelijk betreffende hoofdstukken 7.4.3.1, 7.4.3.2 en 7.4.3.3.

Voegovergangsbalken

Voegovergangbalken (rijroosters, randbalken of overgangsbalken) hebben vele verschijningsvormen en dragen bij aan een duurzame overgang met de wegverharding. De functie van de balken in samenhang met ingebetonneerde onderdelen is het beschermen van de onderconstructie en het overbrengen van verkeersbelastingen. Daarnaast dragen ze bij aan de bescherming van aangrenzende onderdelen van voegovergangen zoals de matten van Mattenvoegovergangen. Voegovergangbalken worden toegepast bij de productfamilies Nosing Joint, Vingervoegovergangen, Mattenvoegovergangen en Lamellenvoegovergangen.
De vele verschijningsvormen zijn met voorbeelden opgenomen in het Handboek Inspectie Voegovergangen.

Verschijningsvormen voegovergangbalken:

  • Rijroosters van de oude generatie Nosing Joints (ladderijzers) opgenomen in gewapend beton (type 1.1 en 1.2). Aan de zijde van de voegopening meteen stalen voorziening voor de inklemming van neopreen voegprofielen of voegpakketten met neopreen voegprofielen.
  • Rijroosters van de nieuwe generatie Nosing Joints met of zonder achterstrip aan de zijde van de wegverharding (type 1.2a en 1.2b). Aan de zijde van de voegopening met stalen randprofielen.
  • Onverankerde randbalken van polymeerbeton (fixatie o.b.v. aanhechting) met stalen randprofielen aan de zijde van de voegopening (type 1.4a en 1.4b).
  • Balken van gewapend kunsthars en staalvezelbeton zonder in het beton opgenomen stalen onderdelen (type 1.5a en 1.5b)
  • Gewapend betonnen balken aan weerszijde van mattenvoegovergangen (type 3.1 met smalle balken)
  • Gewapend betonnen balken aan weerszijden van vinger- en lamellenvoegovergangen (type 2.1 en 2.2 en 7.1 t/m 7.3)

Soms zijn voegovergangbalken voorzien van een slijtlaag ter bescherming van de ondergrond, bevordering van de stroefheid of de uitvulling van oneffenheden.
Voegovergangbalken moeten vastzitten en mogen in principe niet scheuren noch afbrokkelen.

Het Referentiedocument voegovergangen meldt het volgende over voegovergangbalken van het type 1.5b:
‘De sinds circa 1980 toegepaste kunstharsdorpels zijn bijzonder gevoelig voor uitvoeringsfouten en behoeven veel onderhoud. De dorpels vertonen vaak 2 à 3 jaar na ingebruikname al scheuren en afgebroken delen. Ook is gesignaleerd dat door de toename van de verkeersintensiteit en het aandeel van het zware vrachtverkeer in de toekomst vaker onderhoud aan de voegovergangen nodig zal zijn.’
Kortom: bij ernstige schade vervangen.

Type 1.2a ‘Nieuwbouwmodel aan te brengen voor asfalteren’ wordt ook toegepast zonder voegovergangsbalken. Navolgende schadebeelden, grenswaarden, verificatiemethoden en interventiemoment gelden indien van toepassing ook voor alle onderdelen van dit type voegovergang.

Schadebeelden, interventieniveaus, verificatiemethoden en interventiemomenten voegovergangsbalken

Voegopeningen

Maximale dilatatieopeningen (Opening tussen voegovergangbalken)
Voor de veiligheid in gebruik en het rijcomfort mogen voor vervormingen noodzakelijke voegspleten niet te groot zijn. Voor autosnelwegen betekent dit dat bij kunstwerken met een kruisingshoek tot 30 gon een wijdte van 80 mm niet overschreden mag worden. Tussen kruisingshoeken < 30 gon en > 23 gon verloopt die grens tot een wijdte van 45 mm, het maximum bij hoeken van 23 gon tot 0 gon. Bij vingervoegen moet altijd een overlap tussen vingers aanwezig zijn. Voegopeningen mogen verplaatsingen niet beperken.

Verificatiemethode
De grootte van de aanwezige spleten in de voegovergang en de constructietemperatuur op moment van meten wordt gemeten en geregistreerd. Aan de hand van deze gemeten situatie wordt de grootte van de spleten in de uiterste constructietemperatuur berekend. Het volgende is belangrijk ten aanzien van het bepalen van de constructietemperatuur:

  • Meting van de actuele spleetopening vindt als de bereikbaarheid dat toelaat plaats aan beide zijden van de voegovergang.
  • Meting van de actuele temperatuur aan het oppervlak van de hoofddraagconstructie vindt plaats in de schaduw.
  • Bij betonnen kunstwerken wordt de gemiddelde constructietemperatuur gemeten aan de onderzijde van de bovenbouw. Als alternatief mag de gemiddelde constructietemperatuur van betonnen kunstwerken ook worden bepaald door de gemiddelde luchttemperatuur van de afgelopen 2 dagen te bepalen.
  • Bij stalen kunstwerken wordt de gemiddelde constructietemperatuur gemeten aan de binnenzijde van de hoofdliggers.

In het Handboek Inspectie Voegovergangen zijn in bijlage 2 voorbeelden opgenomen van het berekenen van de grootte van de spleten en de registratie van meet- en rekenresultaten. Bij twijfels over het resultaat van een eenvoudige berekening, bijvoorbeeld door gebrek aan over­capaciteit, kan gebruikgemaakt worden van de ‘Rekentool verplaatsingen’.

Interventiemoment
Interventiemomenten worden mede bepaald door voegwijdte, optredende bewegingen en optredende schades. Daarbij geldt:

  • Voegopening > grenswaarden volgens RTD 1007-2 §5.3.1 met risico voor verkeersveiligheid: Interventie binnen jaar vereist.
  • Voegopening te klein of dicht en verder geen schade: vaststellen noodzaak en moment van interventie op basis van analyse toestandsinspectie gehele object.
  • Voegopening te klein of dicht met schade aan voegovergangbalken: spoedige interventie vereist.

 

Scheurvorming en onthechting

Er mag geen scheurvorming of naadvorming als gevolg van onthechting optreden die leidt tot het falen van functies van voegovergangen.
Scheuren in verankerde cementgebonden voegovergangbalken mogen geen scheurwijdte hebben groter dan 0,3 mm. Verankerde kunststof voegovergangbalken mogen geen scheurvorming vertonen. Scheuren in lengterichting van de voegovergang en watervoerende scheuren mogen niet voorkomen.

Verificatiemethode
Door middel van visuele inspectie kunnen oppervlakkige gebreken en de mate van scheur- en/of naadvorming geconstateerd worden. De mate van onthechting/scheurvorming moet als volgt geregistreerd worden:

  • Aantal scheuren en scheurafstanden.
  • Scheurlengte: meting lengte scheur of inschatting aan de hand van rijstrookmarkering .
  • Scheurwijdte: d.m.v. voelermaatje of scheurwijdtemeter.
  • Scheurdiepte: meting door middels van een voelermaatje.

Als sprake is van scheurvorming in cementgebonden of kunststof voegovergangbalken, dan moet d.m.v. afkloppen met een vuisthamer gecontroleerd worden of er sprake is van onthechting van de ondergrond. Door middel van een visuele inspectie aan de onderzijde van de voegovergang kan na of tijdens een periode met neerslag worden vastgesteld of er sprake is van watervoerende scheuren.

Interventiemoment
Scheuren dwars op de voegovergangsbalk h.o.h. < 250 mm, wijdte < 0,3 mm, geen scheuren in langsrichting van de voegovergangen en geen losliggende delen:

  • Buiten rijstroken herstel tijdens klein preventief onderhoud.
  • In rijstroken aandachtspunt bij volgende inspectie en/of herstel als onderdeel van groot onderhoud.

Scheuren met een wijdte > 0,3 mm, scheuren in langsrichting van de voegovergangsbalk en losliggende delen: spoedige interventie vereist.

 

Materiaalverlies

Gaten door materiaalverlies met een oppervlak groter dan 80×80 mm mogen niet voorkomen. De diepte van een gat mag maximaal 12 mm zijn.

Verificatiemethode
Afmetingen en diepte kunnen zo mogelijk visueel worden ingeschat door middel van een visuele inspectie. In geval de afmetingen niet door middel van een visuele inspectie met voldoende zekerheid kunnen worden ingeschat moet de schade ingemeten worden.

Interventiemoment
Gaten kleiner dan 80 x 80 mm en diepte ≤ 5mm:

  • In rijstroken interventie binnen twee jaar.
  • Buiten rijstroken interventie als onderdeel van klein onderhoud.

Gaten > 80 x 80 mm en diepte > 5 mm interventie binnen een half jaar herstellen.

 

Niveauverschillen

Niveauverschillen tussen de voegovergangbalken met of zonder randprofielen mogen in de rijrichting niet groter zijn dan 5mm.

Toelichting: Voegovergangen ontworpen volgens RTD 1007-2 zijn bestand zijn tegen aanrijdkrachten als gevolg van niveauverschillen tot 9 mm. Grotere niveauverschillen zullen leiden tot verkorting van de levensduur. De grenswaarde van 5 mm wordt aangehouden vanwege rijcomfort, gebruiksveiligheid en geluid.

Geleidelijke hoogteverschillen in of tussen onderdelen van de voegovergang mogen in de rijrichting in principe niet groter zijn dan 5mm. Sprongsgewijze hoogteverschillen tussen delen van de voegovergang mogen in de rijrichting niet groter zijn dan 3mm

Verificatiemethode
Als onderdeel van inspectiecategorie A1 en B2 inschatten en waar mogelijk zonder bereikbaarheidsvoorzieningen en met eenvoudige meetmiddelen meten niveauverschillen.
Als onderdeel van inspectiecategorie B3 meten niveauverschillen.

Interventiemomenten
Niveau verschillen groter dan 5 mm zijn in principe niet toegestaan. Interventie binnen 2 jaar is in die gevallen aan te bevelen. Als de wegverharding meer dan 9mm lager ligt dan de wegverharding, dan gaat dat ten koste van de levensduur van voegovergangen. Die zijn slechts berekend op een niveauverschil van maximaal 9 mm. In die gevallen is interventie binnen 2 jaar noodzakelijk. Zijn niveauverschillen > 12 mm, dan is interventie binnen een jaar noodzakelijk.

 

Stroefheid

De stroefheid van de voegovergang, bepaald met een Skid Resistance Test (SRT volgens EN13036-4), moet altijd minimaal 45 bedragen.
Als de stroefheid wordt bepaald volgens de “Schadebeoordeling- en Meetmethoden Bovenbouw” van Rijkswaterstaat dan dient de Actuele Stroefheidscore AS altijd groter te zijn dan -0,06.

Verificatiemethode 1
De stroefheid kan worden gemeten met de SRT (skid resistance pendulum tester) volgens NEN-EN 13036-4, waarbij gebruik wordt gemaakt van een rubberen zool met een breedte van 76,2 mm.
De stroefheid moet op ten minste drie plaatsen in het rijspoor gemeten worden. Alle gemeten waarden moeten voldoen aan de gestelde eis. Als ten hoogste één waarde niet voldoet, dan moet worden beoordeeld of dit een gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Is dit niet het geval dan is dit toegestaan.

Verificatiemethode 2
Stroefheid kan ook worden gemeten conform §3.3 van “Schadebeoordeling- en Meetmethoden Bovenbouw”. De uitvoering kan zowel d.m.v. Standaard RAW Proef 72 als de SWF-methode. De samplelengte dient aangepast te worden en mag maximaal 5cm te zijn. In §3.3.5 dient voor “hectometervak” gelezen te worden als “voegovergang”.

Interventiemoment in rijstroken:
– SRT > 45 en < 55 bij volgend groot onderhoud, maar minimaal binnen 2 jaar
– SRT < 45 binnen een jaar.

 

Slijtlaag

Een slijtlaag is in principe bedoeld voor het bereiken van de vereiste stroefheid en het beschermen van de voegovergangbalken tegen de schadelijke invloed van water en dooizouten. Een slijtlaag kan ook gebruikt worden voor het overbruggen van te grote niveauverschillen tussen voegovergangbalken en ingestorte stalen onderdelen zoals randprofielen.
Slijtlagen mogen niet afbladeren of onthechten. In bereden delen mogen geen gladde plekken aanwezig zijn.

Verificatiemethode
Visueel o.b.v. RTD 1015 Eisen voor kunststof slijtlagen versie 1.1 2014
Locatie, afmeting en spreiding afbladdering, onthechting en eventuele gladde plekken kunnen zo mogelijk visueel op afstand worden ingeschat door middel van een visuele inspectie. Bij twijfel over gladde plekken: verificatie conform toelichting bijStroefheid’.

Interventieniveaus en moment

In alle situaties:

Bij afwezigheid van minder dan 20% van de slijtlaag per rijstrook met gladde plekken < 150 x 150 mm: interventie als onderdeel van groot onderhoud. Buiten rijstroken herstel als onderdeel van klein onderhoud.

In situaties met voegovergangen in bochten met een straal < 350 m:

  • Bij afwezigheid van minder dan 20% van het oppervlak per rijstrook met gladde plekken > 150 x 150 mm: Spoedige interventie vereist.
  • Bij afwezigheid van meer dan 20% van het oppervlak per rijstrook: Spoedige interventie vereist.

 

Stalen onderdelen

Scheuren in lassen, breuk, loszitten en ontbreken

Scheuren in onderdelen of lassen, breuk, loszitten of ontbreken van stalen delen: dit mag niet voorkomen.

Verificatiemethode
Locatie (in rijstrook of buiten rijstrook voor zwaar verkeer), richting, en lengte kunnen zo mogelijk visueel op afstand worden ingeschat door middel van een visuele inspectie. Mocht dit niet met voldoende zekerheid mogelijk zijn, dan moeten de scheuren ingemeten worden.

Interventiemoment
Interventiemomenten worden vooral bepaald door de functie van de stalen onderdelen en de lassen, de plaats in de constructie en de gevolgen van de scheuren voor het functioneren en de omgeving. In generieke zin kan het volgende gesteld worden.

Scheuren in onderdelen of lassen:

  • Buiten rijstroken binnen een jaar herstellen.
  • In rijstroken spoedige interventie vereist.

Breuk, loszitten of ontbreken van stalen onderdelen:

  • Buiten rijstroken binnen een jaar herstellen.
  • In rijstroken spoedige interventie vereist.

 

Corrosie stalen onderdelen, mogelijk met materiaalverlies  

Stalen onderdelen in voegovergangbalken zijn ingebetonneerde onderdelen zoals ladderijzers, ondersteuningsprofielen voor voegpakketten, Montanprofielen en randprofielen met klauwen voor de inklemming van neopreen voegprofielen, met conservering van delen die blootgesteld zijn aan atmosferische en gebruiksinvloeden.
Defecten aan conservering zoals onthechting en/of blaasvorming in niet bereden delen is niet toegestaan.

Verificatiemethode
Beoordeling staat van conservering en mate van roestvorming op basis van ISO4628-1 t/m 6.
Mate van corrosie in klauwen: na reiniging van de voegprofielen met spiegel visueel controleren conservering van zichtbare delen van de klauwprofielen.
Bij vervanging van voegprofielen met contramal controleren van doorsnedevermindering in klauwen.

Interventiemoment
Corrosie-oppervlak per meter voegovergang in niet bereden delen ≤ 8%  (klasse 4 volgens ISO4628-3): herstel bij groot onderhoud, uiterlijk binnen 2 jaar.
Corrosieoppervlak per meter voegovergang in niet bereden delen > 8%  (klasse 5 volgens ISO4628-3): herstel binnen een jaar als onderdeel van klein onderhoud.

 

Samenvatting met maatregelen (op voorontwerpniveau)

Tabel 7.4.3.4 a       Analyse en advies voegovergangbalken met of zonder in beton opgenomen stalen onderdelen

Aspect Toelichting
Onderdeel Voegovergangbalken zonder en met stalen onderdelen:

–   Gewapend betonnen randbalken, mogelijk bij alle productfamilies 1, 2, 3 en 7
–   Gewapend betonnen randbalken met ingebetonneerde stalen ladderijzers, randprofielen, hoekprofielen of strips type 1.1 en 1.2.
–    Ongewapende randbalken type 1.4 (polymeerbeton)
–    Gewapende randbalken type 1.5. (kunsthars of staalvezelbeton)

Schadebeeld Voegopening voor voegafdichting is > 80mm, te klein of zit dicht

Voegspleten tussen randbalken, randprofielen en geluidreducerende sinusplaten

Functie beïnvloeding Bij een te kleine of dichtzittende voegopening kunnen bewegingen niet in voldoende mate opgenomen worden en heeft de voegovergang onvoldoende mechanische weerstand tegen belastingen uit de hoofddraagconstructie.

Gebruiksveiligheid in het geding.
Kans op geluidhinder.

Mogelijke oorzaken In alle gevallen kan sprake zijn van onjuiste berekening van dilataties of onjuiste voorinstelling. Bij een voegopening > 80mm kan bovendien de krimp en kruip van de betonconstructie groter zijn dan verwacht.
Mogelijke gevolgen Een voegwijdte in de rijrijrichting > 80 mm is om reden van veiligheid niet toegestaan. Bovendien kan een grote voegwijdte leiden tot geluidhinder.

Bij een te kleine of dichtzittende voegopening kunnen bewegingen niet meer opgenomen worden en ontstaan opspankrachten het voegprofiel beschadigen.

Bij een dichtzittende voegopening zullen opgedrongen vervormingen leiden tot schade aan het voegprofiel en de voegovergangbalken met mogelijke gevolgschade aan de constructies waarin of waarop de voegovergangen verankerd zijn.

Bij dichtzittende voegopeningen tussen sinusplaten waarbij de sinusplaten elkaar raken bestaat de kans dat de fixatie van de sinusplaten zal falen met kans op loskomen en uitrijden van sinusplaten met verhoogd veiligheidsrisico voor weggebruikers.

Interventieniveau en moment Criteria voor voegopeningen zie RTD 1007-2 §5.3.1

Voegopeningen mogen verplaatsingen niet beperken.

Het interventiemoment wordt medebepaald door voegopeningen, optredende bewegingen en optredende schades.

Voegopening > 80 mm: ingrijpen bij eerstvolgend klein onderhoud.

Voegopening te klein of dicht en verder geen schade: monitoren, herstel binnen 1 jr.

Voegopening te klein of dicht met schade aan voegovergangbalken: spoedige interventie vereist.

Maatregelen Controle benodigde dilatatiecapaciteit.

Bij een voegwijdte > 80 mm kan overwogen worden de wijdte kleiner te maken. Het type voegovergang en de locatie is bepalend voor de wijze waarop. Zo kan een voegprofiel van Maurer vervangen worden door een ‘Gehweg’ profiel. In niet auto(snel)wegen kan een randprofiel dikker gemaakt worden door er een strip op te lassen of (eenzijdig) gemodificeerd worden.
Zie H7.5.3

Schadebeeld Niveauverschil tussen voegovergangbalken
Functie beïnvloeding Veiligheid in gebruik.
Geluidreducerend vermogen.
Mogelijke oorzaken Gevolgschade lekkage voegovergangen: oproest rolopleggingen

Uitvoeringsfouten.

Mogelijke gevolgen In alle gevallen kans op geluidhinder.

Bij niveauverschillen > 9mm beperking levensduur voegovergang.

Bij niveauverschillen > 12 mm gebruiksveiligheid in het geding.

Interventieniveau en moment Niveauverschil > 9mm < 12mm: Eerstvolgend groot onderhoud.

Niveauverschil > 12mm: Binnen een jaar ingrijpen (eerstvolgend klein onderhoud)

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

In geval van oproest opleggingen, herstel schade opleggingen.

In geval van uitvoeringsfouten: Eenzijdig ophogen voegovergangsbalk door middel van een in lagen aan te brengen slijtlaag.

Schadebeeld Niveauverschil tussen voegovergangbalken en randprofielen
Functie beïnvloeding Mechanische belasting uit verkeer.
Gebruiksveiligheid.
Geluidreducerend vermogen
Waterkerend vermogen.
Mogelijke oorzaken Oppervlaktedegradatie.
Uitvoeringsfouten.
Mogelijke gevolgen Randprofielen worden aangereden met kans op scheuren in onderdelen of lassen, breuk, lostrillen. Lekkage via loszittende delen met kans op gevolgschade.
Interventieniveau en moment Niveauverschil ≤ 3 mm: Herstel binnen een jaar.

Niveauverschil > 3 mm: Spoedige interventie vereist in rijstroken.

Maatregelen

 

Niveauverschil wegnemen door het laagsgewijs aanbrengen van een slijtlaag.
Schadebeeld Schade aan ingebetonneerde stalen onderdelen

Scheuren in onderdelen of lassen, breuk, loszitten of ontbreken van stalen delen, spleetcorrosie

Functie beïnvloeding Mechanische belasting uit verkeer.
Gebruiksveiligheid.
Geluidreducerend vermogen.
Waterkerend vermogen.
Mogelijke oorzaken Onjuiste uitvoering.
Spleetcorrosie.
Vermoeiing lasverbindingen.
Aanrijschade.
Mogelijke gevolgen Ongevallen met lichamelijk letsel.
Lekkage met gevolgschade.
Verkorte levensduur.
Interventieniveau en moment Scheuren in onderdelen of lassen, breuk, loszitten of ontbreken van stalen delen, mag niet voorkomen.

Scheuren in onderdelen of lassen:

–        Buiten rijstroken binnen een jaar herstellen.

–        In rijstroken spoedige interventie vereist.

Breuk, loszitten of ontbreken van stalen onderdelen:

–        Buiten rijstroken binnen een jaar herstellen.

–        In rijstroken spoedige interventie vereist.

Is herstel niet afdoende of zijn de kosten in verhouding te groot, dan geheel vervangen.

Maatregelen Scheuren: Herstellen.

Breuk, loszittende en/of ontbrekende stalen delen: Lokale schade zoals aanrijschade plaatselijk herstellen. Bij structurele schade bijvoorbeeld als gevolg van vermoeiing is het einde van de levensduur nabij en vervanging noodzakelijk.

Schadebeeld Corrosie stalen onderdelen, mogelijk met materiaalverlies

(Klauwen verzorgen de inklemming van voegprofielen)

Functie beïnvloeding Bewegingscapaciteit (afhankelijk van ernst zoals oproest tussen stalen onderdelen)

Waterdichtheid. Bij geringe schade is op korte termijn (5-10 Jr) geen functieverlies te verwachten.

Mogelijke oorzaken Onvoldoende preventief (verzorgend) onderhoud.

Defecten aan conservering zoals onthechting, scheurvorming en/of blaasvorming in niet bereden delen.

Mogelijke gevolgen Onvoldoende inklemming en uitzakken voegprofiel.

Spleetcorrosie tussen onderdelen van beton, staal, rubber: gevolgschade aan deze onderdelen. Lekkage met gevolgschade. Levensduurverkorting voegovergang.

Interventieniveau en moment Oppervlakkige lichte roestvorming: herstel bij eerstvolgend groot onderhoud.

Oppervlak per meter voeg met corrosie: ≤ 8% (Klasse 4 volgens ISO4628-3): Binnen een jaar herstellen.

Oppervlak per meter voeg met corrosie: > 8% (Klasse 5 volgens ISO4628-3): Met spoed herstellen.

Maatregelen

 

Klauwen aangetast: Bij afwezigheid van schade aan de voegovergangbalken is modificatie mogelijk door het verwijderen van de klauwen en verlijmen van een ACME-profiel mits de voegwijdte in uiterste stand < 80 mm. Is voor de modificatie laswerk noodzakelijk dan in auto(snelwegen) voegovergangen vervangen.

Oppervlakkige corrosie: voegprofiel verwijderen, conservering herstellen en nieuw voegprofiel aanbrengen als onderdeel van groot onderhoud.

Spleetcorrosie met gevolgschade aan beton van voegovergangbalken en rubber voegprofielen: Voegprofiel verwijderen, staal en beton stralen, betonrepareren en staal opnieuw conserveren, nieuw profiel aanbrengen. De voegovergangbalken aan bovenzijde voorzien van een egaliserende en stroefheid bevorderende slijtlaag.

Schadebeeld Het oppervlak van de voegovergangbalken vertoont slijtage, verwering, rafeling
Functie beïnvloeding Is de schade slechts oppervlakkig, dan zijn  functies niet in het geding.

Zijn hoogteverschillen > 12 mm met een oppervalk > 80 x 80mm, dan is de veiligheid in het geding.

Mogelijke oorzaken Kwaliteit van de afwerking van het oppervlak tijdens de uitvoering.

Gebruiksschade. Milieu-invloeden.

Mogelijke gevolgen Deze schademechanismen kunnen leiden tot ongewenste hoogteverschillen tussen stalen onderdelen en beton, met kans op lostrillen van stalen onderdelen door verkeersbelasting.
Interventieniveau en moment Oppervlakkige geringe schade? Dan herstellen als onderdeel van groot onderhoud.

Is de classificatie van de schade ernstig of serieus met hoogte verschillen groter dan 5 mm, dan binnen een jaar herstellen.

Maatregelen

 

Oppervlakkige geringe schade: aanbrengen van een egaliserende slijtlaag.

Schade ernstig of serieus: beton herstellen en aanbrengen van een slijtlaag.

Schadebeeld Voegovergangbalken zijn gescheurd, gebroken, onthecht, hebben uitgereden plekken
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.
Veiligheid in gebruik.
Geluidreducerend vermogen.
Waterdichtheid.
Mogelijke oorzaken Slechte uitvoeringskwaliteit.

Lokaal ernstige corrosie stalen onderdelen.

Aansluiting wegvak niet vlak. Voegovergang wordt aangereden.

Voegovergang ongeschikt in gegeven situatie (hoog aantal vrachtwagenpassages).

Mogelijke gevolgen Onveilige omstandigheden door uitrijden van betonbrokken met kans op letselschade.

Einde levensduur.

Interventieniveau en moment Scheuren, maar verder alles vast: eerstvolgend groot onderhoud

Dwars op voeg h.o.h. < 250mm, scheurwijdte < 0,3mm, geen scheuren in langsrichting: binnen een jaar herstellen.

Scheuren in langsrichting voeg, scheurwijdte > 0,3mm, breuk, onthechting, uitgereden plekken: Met spoed herstellen.

Maatregelen

 

Scheuren zonder overige schade: Voegprofiel verwijderen, scheuren injecteren, nieuw voegprofiel aanbrengen en voegovergangbalken voorzien van egaliserende en beschermende slijtlaag.

Breuk, onthechting, uitgereden plekken: Losse delen verwijderen, voegprofiel verwijderen, resterend oppervlak stralen, stalen onderdelen niet zijnde wapening conserveren, beton herstellen, nieuw voegprofiel aanbrengen en aanbrengen egaliserende en beschermende slijtlaag.

Structurele ernstige schade aan voegovergangbalken: Voegovergang vervangen.

Schadebeeld Slijtlaag op voegovergangbalken en stalen onderdelen in rijstroken afgebladderd / onthecht
Functie beïnvloeding Veiligheid in gebruik. Vooral in bochten met een straal < 350m.
Mogelijke oorzaken Onjuiste applicatie. Slijtage als gevolg van voertuigpassages.
Mogelijke gevolgen Gladde oppervlakken.
Interventieniveau en moment Onthechting ≤ 5 % van het oppervlak per rijstrook: Bij volgend groot onderhoud herstellen.

In bochten met een straal < 350 m:

  • Onthechting > 5% – < 20% van het oppervlak per rijstrook: Binnen een jaar herstellen.
  • Onthechting > 20% van het oppervlak per rijstrook: Spoedige interventie vereist.
Maatregelen Herstellen slijtlagen na verwijdering losse afgebladderde en onthechte delen.
Schadebeeld Afname stroefheid voegovergangbalken en stalen oppervlakken in rijstroken conform H7.3.2
Functie beïnvloeding Veiligheid in gebruik.
Mogelijke oorzaken Degradatie oppervlak. Slijtage in gebruik.
Mogelijke gevolgen Oppervlakken te glad met kans om ongevallen met letselschade.
Interventieniveau en moment SRT-waarde 45 en < 55 of AS-score – 0,06 en < 0,00: herstel binnen een jaar gewenst.

SRT-waarde < 45 of AS-score < -0,06 Spoedherstel vereist.

Maatregelen Opruwen oppervlakken of aanbrengen slijtlagen.

 

 

Nosing Joints zonder voegovergangsbalken (Types 1.2a)

Samenvatting met maatregelen (op voorontwerpniveau)

 

Tabel 7.4.3.4 b     Analyse en advies randprofielen zonder voegovergangsbalken

Aspect Toelichting
Onderdeel Randprofielen zonder rijrooster of voegovergangsbalken Types 1.2a

Verankering in onderliggende constructies.

Verharding tegen randprofielen.

Schadebeeld Corrosie (met kans op afname staaldoorsneden)

Defecten aan conservering zoals onthechting, scheurvorming en/of blaasvorming in niet bereden delen volgens ISO4628-1 t/m -6

Functie beïnvloeding Bewegingen kunnen niet meer opgenomen worden zonder lekkage.

Verkeersbelastingen kunnen niet meer overgedragen worden zonder schade aan de randprofielen.

Mogelijke oorzaken Onvoldoende preventief (verzorgend) onderhoud.

Defecten aan conservering: zoals opoffering, onthechting, scheurvorming en/of blaasvorming in niet bereden delen.

Mogelijke gevolgen Corrosie in klauwen: Verlies inklemming voegprofielen (los en/of uitgezakt).

Corrosie aan zijde wegverharding: Afname staaldoorsnede met kans op breuk door vermoeiing. Lekkage met gevolgschade. Verkorting levensduur.

Interventieniveau en moment Opp. per meter voeg met corrosie: > 8% (Klasse 5 volgens ISO4628-3): Spoedeisend

Opp. per meter voeg met corrosie: ≤ 8% (Klasse 4 volgens ISO4628-3): Binnen 1 jaar.

Overige schadebeelden: eerstvolgend groot onderhoud.

Maatregelen

 

Oppervlakkige corrosie: voegprofiel verwijderen, conservering herstellen en nieuw voegprofiel aanbrengen als onderdeel van groot onderhoud.

Klauwen serieus aangetast: Modificatie is gebruikmakend van de ingebetonneerde staalconstructie mogelijk door het verwijderen van de klauwen en oplassen van een nieuwe randprofielen. In auto(snel) wegen: voegovergang vervangen.

Schadebeeld Breuk randprofielen.
Functie beïnvloeding Alle functies in het geding.
Mogelijke oorzaken Aanrijding. Doorsnedevermindering door corrosie.
Mogelijke gevolgen Ongevallen met letselschade.
Interventieniveau en moment Breuk van randprofielen mag niet voorkomen.

Schade in niet bereden gedeelten: Plaatselijk herstellen binnen een jaar.

Schade in rijstroken: Spoedeisend.

Maatregelen

 

Bij lokale schade als gevolg van aanrijding plaatselijk herstellen.

Bij breuk als gevolg van vermoeiing: in auto(snel)wegen voegovergang vervangen. In overige wegen vervangen rand- en voegprofielen.

 

Voegafdichting

Voegopeningen worden afgedicht met een neopreen voeg(afdicht)profiel. Dit voegprofiel is een onderhoudsgevoelig onderdeel, zeker bij een onjuiste applicatie tijdens de bouw of als gevolg van een onjuiste ontwerpkeuze. Hierdoor kan het profiel, onder invloed van de verkeers- of “brug”-belasting, gaan verzakken, opbollen of scheuren. Voegovergangen zonder afdichting worden niet meer toegepast. Mochten ze nog voorkomen, dan moeten deze per definitie afgedicht of vervangen worden.
Een belangrijk aandachtspunt voor het interventiemoment is de gevolgschade. Denk aan chlorideaantasting van het gewapend beton van landhoofden en de achterzijde van rijdekken, aantasting van opleggingen, uitspoeling van taluds of nat wegdek aan de onderzijde van een kunstwerk met kans op gladheid door vervuiling of vorst met risico voor weggebruikers.

 

Schadebeelden, interventieniveaus, verificatiemethoden en interventiemomenten voegafdichting

Voegprofielen

Voegprofielen zijn vervuild en/of defect

Door de vorm, situering en blootstelling aan klimatologische omstandigheden is vervuiling niet te voorkomen. In het belang van de functies van de voegprofielen is jaarlijkse reiniging als onderdeel van klein onderhoud noodzakelijk.

Lekkage van voegovergangen moet zoveel als mogelijk worden voorkomen.

Verificatiemethode

Zowel lekkage als vervuiling kan visueel beoordeeld worden. Voor het vaststellen van mogelijk gevolgschade aan de voegprofielen in niet bereden delen steekproefsgewijs vervuiling verwijderen en staat voegprofiel controleren.

Interventiemoment

  • Vervuiling na winterse perioden in het voorjaar verwijderen.
  • Obstakels (scherpe voorwerpen e.d.) anders dan gebruikelijke vervuiling: spoedige interventie noodzakelijk.
  • Lokaal lichte lekkage, zonder waterstroom tijdens regenbui en slechts plaatselijk vocht op onderliggend steunpunt: herstel binnen een jaar als onderdeel van klein onderhoud.
  • Zichtbare grote lekkage en/of meerdere lekkagesporen op steunpunten tijdens en na regenbuien, onderliggend steunpunt is nat, mogelijk met plasvorming zonder uitspoeling van taluds en nat wegdek onder kunstwerk: herstel binnen 2 jaar.
  • Lekkage met uitspoeling en/of vervuild en nat wegdek onder het kunstwerk: spoedige interventie noodzakelijk.

 

Voegpakket

Voegpakket zit los

Dit betreft de fixatie van de pakketten aan de voegovergangsbalken types 1.1a en 1.1c (rijroosters met vervangbare voegpakketten).

Niet volledig doorgelaste voegpakketten met ingeklemde en/of gelijmde voegprofielen leiden ook in goede staat tot lekkage omdat toleranties in materialen nu eenmaal geen volledig vlakke aansluiting en afklemming mogelijk maken. Per definitie zijn deze types van de oude generatie Nosing Joints dus niet waterdicht. Na scheuren van lassen en of uitzakken van voegprofielen is sprake van zeer ernstige lekkage.

Verificatiemethode
Verificatie is visueel mogelijk. Ook kan er sprake zijn van hoorbaar klapperen.

Interventiemoment
Scheuren of loszitten van voegpakket is niet toegestaan. Spoedige interventie gewenst.

 

Samenvatting maatregelen voegafdichting (op voorontwerpniveau)

Tabel 7.4.3.4 c     Analyse en advies voegafdichting

Aspect Toelichting
Onderdeel Voegafdichting

Voegovergangfamilies 1 en 7

Schadebeeld Voegafdichtingsprofielen zitten vol met vuil
Functie beïnvloeding Functie 1 Dilataties kunnen niet zonder weerstand gevolgd worden.

Functie 2 Onvoldoende mechanische weerstand tegen belastingen uit constructie

Mogelijke oorzaken Vervuiling in gebruik. Onvoldoende klein verzorgend onderhoud.
Mogelijke gevolgen Uitpersen of beschadiging voegprofielen. Kans op lekkage.
Interventieniveau en moment Eerstvolgend voorjaar.
Maatregelen Reinigen
Schadebeeld Voegprofiel zit los, is uitgezakt of kapotgetrokken in lengte van de voeg.
Functie beïnvloeding Bewegingen kunnen niet meer opgenomen.

Waterkeren in het geding.

Mogelijke oorzaken Ontwerpfout. Onjuiste ontwerpkeuze.

Onvoldoende druk in profielen (onjuist ontwerp). Gripverlies randprofielen. Onvoorzien grote voegbeweging, kruip en krimp. Uitgeperst door vervuiling. Voegprofiel niet bestand tegen verplaatsingen in lengte van de voegovergang.

Mogelijke gevolgen Lekkage voegovergangen met gevolgschade.

Kans op geluidhinder.

Interventieniveau en moment Lekkage mag niet voorkomen.

In kader van klein verzorgend oh binnen een jaar herstellen.

Maatregelen

 

Neopreen voegprofiel ingeklemd of verlijmd: voegovergang vervangen.

Voegpakket: Vervangen, modificatie mogelijk. In auto(snel)wegen vervangen voegovergang tenzij modificatie zonder laswerk mogelijk is.

Schadebeeld Lijm- vulkanisatienaden (stuiknaden) zijn onthecht en staan open.

Komt vooral voor bij scherpe kruisingshoeken

Functie beïnvloeding Water keren in het geding.
Mogelijke oorzaken Scherpe kruisingshoek, lange voegovergangen: Voegprofielen kunnen verplaatsingen niet aan. Niet gevulkaniseerde maar met kit afgedichte verbindingen.
Mogelijke gevolgen Lekkage met gevolgschade aan beton- of staalconstructies, opleggingen, taluds en risico’s voor gebruikers van onderliggend wegennet.
Interventieniveau en moment Lokaal lichte lekkage; geen zichtbare waterstroom tijdens regenbui; onderliggend steunpunt oogt plaatselijk vochtig: afhankelijk van schadebeeld herstel als onderdeel van klein onderhoud of eerstvolgend groot onderhoud.

Grote lekkage; zichtbare grote lekkage en/of meerdere leksporen op steunpunt tijdens regenbui; onderliggend steunpunt is nat (eventueel met plasvorming) vervuild en aangrenzende onderdelen hebben gevolgschade: herstel binnen een jaar.

Maatregelen

 

Niet gevulkaniseerd profiel maar dichtgekitte stuiknaad: voegprofiel vervangen door nieuw voegprofiel uit één stuk.

Scherpe kruisingshoek en lange voegovergang zonder schade aan overige onderdelen: voegprofiel vervangen door groter voegprofiel die meer verplaatsing in de as van de rijbaan aankan.

Schadebeeld Het voegpakket zit los van de voegovergangsbalken (oude generatie Nosing Joints)

 

Functie beïnvloeding F3 mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer

F4 veiligheid in gebruik met kans op letselschade!

F 5 geluidreducerend vermogen

F6 Water keren en afvoeren

Mogelijke oorzaken De lasnaden op het raakvlak van de voegpakketten en de voegovergangsbalken (rijroosters) zijn gescheurd door vermoeiing. (Einde levensduur pakketten)
Mogelijke gevolgen Kans op breuk en uit de voegsponning rijden van stalen onderdelen met risico voor weggebruikers.

Lekkage met gevolgschade voor omgeving van voegovergangen.

Interventieniveau en moment Scheuren of loszitten van voegpakket is niet toegestaan. Spoedige interventie gewenst.
Maatregelen

 

Modificatie is in principe mogelijk bij goede kwaliteit rijroosters en voldoende ruimte in sparing. Als voor modificatie laswerk noodzakelijk is, dan voegovergangen in auto(snel)wegen vervangen.

 

Sinusplaten

Naast de gebruikelijke functies van voegovergangen hebben sinusplaten een geluidreducerende effect doordat voegopeningen schuin worden aangereden. Bij te grote spleetopeningen, niveauverschillen en onvoldoende voorspanning in de ankerbouten zal niet alleen het geluidreducerend vermogen toenemen, maar zullen ook met uitzondering van waterdichtheid op den duur overige functies falen.

Schadebeelden, interventieniveaus, verificatiemethoden en interventiemomenten sinusplaten

Niveauverschillen, overlap tussen vingerplaten en voegopeningen

Interventieniveaus niveauverschillen in bereden vlak:
De overlap tussen geluidreducerende (sinus/zaaktand) platen en vingerplaten (zaagtand/kam) mag in de uiterste bruikbaarheidsgrenstoestand niet kleiner zijn dan 0.
Bij voet- en fietspaden mag de spleetbreedte dwars op de rijrichting gemeten niet groter zijn dan 20 mm.

Verificatiemethode

  • Niveauverschillen: zie Voegovergangbalken
  • Overlap en spleetbreedte dwars op rijrichting:
    Overlap: visueel inschatten.
    Speetbreedte bij voet- fietspaden: Visueel inschatten en waar mogelijk zonder bereikbaarheidsvoorzieningen meten.

Interventiemoment

  • Niveauverschillen:zie Voegovergangbalken
  • Overlap in rijstroken tussen sinusplaten en vingerplaten < 0 in uiterste bruikbaarheidsgrenstoestand: interventie op basis van analyse ontwerpgegevens.
    Als bijvoorbeeld door het ontbreken van een overlap in rijstroken openingen in rijrichting voorkomen > 80 mm en/of dwars op de rijrichting > 45 mm in rijstroken en > 20 mm in voet- fietspaden, bijvoorbeeld door het ontbreken van een overlap in rijstroken, dan is spoedige interventie noodzakelijk.

Boutverbindingen

Defecten aan boutverbindingen

Defecten aan of ontbreken van boutverbindingen met gevolgen voor de fixatie van sinus- zaagtand of vingerplaten mag niet voorkomen.

Verificatiemethode
Visueel en luisterend.

Interventiemoment

  • Ontbrekende of geloste bouten ≤ 25% per plaat zonder tikkende of klapperende geluiden: interventie binnen een jaar.
  • Ontbrekende of geloste bouten > 25% per plaat en/of losliggende platen (tikkend of klapperende geluiden): spoedige interventie noodzakelijk.

 

Samenvatting met maatregelen (op voorontwerpniveau)

Tabel 7.4.3.4 d     Analyse en advies sinusplaten

Aspect Toelichting
Onderdeel Sinus- vingerplaten

–        Sinusvormige stalen onderdelen op randprofielen verankerd met bouten in getapte gaten. Types 1.2a2 en 1.2b2 en 7.1a2

–        Stalen platen met sinusvormige randen of tanden (kamplaten) boven de voegopening, verankerd met bouten in stalen of betonnen onderbouw. Types 1.2b2 en 2.

Schadebeeld Tegenover elkaar gelegen platen liggen op verschillende niveaus.
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.

Veiligheid in gebruik

Geluidreducerend vermogen

Mogelijke oorzaken Uitvoeringsfouten

Oproest opleggingen

Zetting (kanteling) landhoofd.

Mogelijke gevolgen Bij verschillen > 9mm: beperking levensduur.

Breken kartels/ kamtanden en verankering.

Uitrijden sinusplaten, ongevallen met letselschade

Geluidhinder

Interventieniveau en moment Niveauverschillen ≤ 3mm: Aandachtpunt schouw en toestandsinspectie.

Niveauverschillen > 5mm: interventie binnen 2 jr.

Niveauverschillen > 9 mm: spoedige interventie vereist.

Maatregelen

 

Niveauverschil > 5mm en geen oorzakelijk verband: Vervangen voegovergang.

Niveauverschil > 5mm oorzaak oproest Opleggingen: vervangen opleggingen.

Niveauverschil > 5mm oorzaak zettingen: Onderzoek naar zettingen, vervangen voegovergangen.

Schadebeeld Overlap tussen sinus- /vingerplaten > 0
Functie beïnvloeding Veiligheid in gebruik

Geluidreducerende vermogen

Mogelijke oorzaken Onjuiste berekening van dilataties of onjuiste voorinstelling.

Kruip en krimp van de betonconstructie groter dan berekend.

Mogelijke gevolgen Ongevallen met letselschade.

Geluidhinder.

Interventieniveau en moment Overlap > 0 ≤ 5: Aandachtpunt schouw en toestandsinspectie

Overlap > 5mm: Interventie bij volgend groot onderhoud maar binnen 2 jaar.

Maatregelen Overlap > 5 mm: Eenzijdig vervangen voegovergang.
Indien ontwerptechnisch mogelijk bij handhaving dikte sinusplaten: eenzijdig vervangen sinusplaten.
Schadebeeld Platen zitten los, klapperen of zijn uitgereden
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.

Veiligheid in gebruik.

Geluidreducerend vermogen.

Mogelijke oorzaken Ontwerp en/of uitvoeringsfout: falende verankering.

Opspankrachten (constructies kunnen niet vrij bewegen)

Te grote niveauverschillen.

Mogelijke gevolgen Uitrijden bouten en/of meerdere sinusplaten.

Ongevallen met letselschade.

Geluidhinder

Interventieniveau en moment Platen mogen niet loszitten, klapperen of uitgereden zijn.

Spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen Vaststellen in samenhang met ander schadebeelden van sinusplaten.
Schadebeeld Ankerbouten zitten los of zijn uitgereden
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.

Veiligheid in gebruik

Geluidreducerend vermogen

Mogelijke oorzaken Ontwerp en/of uitvoeringsfout.

Opspankrachten (constructies kunnen niet vrij bewegen)

Te grote niveauverschillen.

Mogelijke gevolgen Geen loszittende, gebroken of uitgereden bouten
Interventieniveau en moment Criterium ‘ontbrekende of geloste bouten max 25% per plaat), geen tikkend of klapperend geluid’: Interventie binnen een jaar.

Criterium ‘meer dan 25% ontbrekende bouten per plaat, en/of losliggende sinus-plaat (tikkend of klapperend geluid): Spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen Analyse ontwerp, raadplegen leverancier.

Ontwerpfout: voegovergangen geheel of gedeeltelijk vervangen.

Uitvoeringsfout: nader onderzoek naar fout die aanleiding is voor geconstateerd schadebeeld.

Mogelijk onderhoud:

  • Getapte gaten en bouten vernieuwen en herstel conservering;
  • geheel of gedeeltelijk vervangen voegovergang.
Schadebeeld Vingers/ tanden zijn afgebroken
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.

Veiligheid in gebruik

Geluidreducerend vermogen

Mogelijke oorzaken Vermoeiing.
Mogelijke gevolgen  Ongevallen met letselschade.
Interventieniveau en moment Geen afgebroken/ ontbrekende vingers. Geen gaten groter dan 80 x 80 mm.

Spoedige interventie noodzakelijk

Maatregelen  Betreffende vingerplaat vervangen.